|
||
De enige echte strijd tegen fascisme is de strijd voor proletarische revolutie (Il Programma Comunista, 1969 n.18) |
Dit artikel werd geschreven door Duitse kameraden in de context van de verontwaardiging van democraten en leftists na de electorale doorbraak van de neonazistische Nationaldemokratische Partei (NPD) aan het eind van de jaren ’60 van de vorige eeuw.
De strijdkreet van de democratische Sint Joris, die ten strijde trekt tegen de fascistische draak, weerklinkt vandaag weer in Duitsland. Alle "ware democraten" - en wie is dat niet? - de pacifisten en de maoïsten, de SDS (1) en de pasgeboren DKP, roepen allemaal op tot een heilige strijd tegen de herrezen "nazi". Bijna 25 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, de vermeende definitieve overwinning van de democratie op het fascisme, zijn we "niets wijzer"!
Wie alleen oppervlakkig observeert, zou geneigd zijn medelijden te hebben met de arme Sint Joris: hij kan zoveel drakenkoppen afhakken als hij wil, maar er groeien er steeds weer nieuwe aan; de duivel moet erachter zitten! En waarlijk, alle democratische pogingen om het fascisme te verklaren beperken zich tot bezweringen: Vade retro Satanas! Laat degenen die geloven in de duivel als het kwaad zelf zich tevreden stellen met dergelijke verklaringen en hun pennen naar hem uitsteken. Laten we daarentegen kort de volgende basisprincipes van het marxisme uiteenzetten:
1. Fascisme is noch een "terugval" naar pre-democratische vormen, noch is het "waanzin", maar een noodzakelijke tendens van de kapitalistische maatschappij.
2. Daarom is er geen strijd tegen het fascisme tenzij het de strijd is voor de vernietiging van het kapitalisme door middel van proletarische revolutie en dictatuur.
3. Elke oproep om de democratie te verdedigen, elke poging om het fascisme te bestrijden op basis van democratie, elke alliantie van het proletariaat met "democratische" partijen en klassen leidt tot de vernietiging van de proletarische beweging en baant de weg voor het fascisme.
We hebben deze principes niet net uitgevonden. Het marxistische Links, dat aan het begin van de jaren twintig de Communistische Partij van Italië leidde en daarna vocht tegen de aftakeling van de Derde Internationale, heeft ze uiteengezet zodra het fascisme de kop opstak, en de ervaring van een halve eeuw heeft ze alleen maar bevestigd.
Voor de democraat is de essentie van fascisme dat het openlijk "illegaal" geweld gebruikt en democratische rechten en vrijheden afschaft. En het is precies hiertegen dat ze zo zielig zeuren. Voor ons is er geen reden om te zeuren, noch om tevreden te zijn met zo’n karakterisering. Wij hebben altijd ontkend dat de klassenstrijd zou kunnen worden geleid door een zogenaamde superieure autoriteit, zoals een voetbalwedstrijd; wij hebben altijd volgehouden dat de arbeidersklasse de politieke macht niet op democratische wijze kan veroveren, dat zelfs de meest democratische grondwet dient om de kapitalistische productievorm te beschermen, dat democratie de dictatuur van de bourgeoisie verhult, zelfs als het niet - zoals zo vaak is gebeurd - de arbeidersbeweging in bloed verdrinkt. Het afwijzen van geweld, het inroepen van de legaliteit van de democratie, betekent het afzweren van de revolutie vanaf het begin! Wij verheugen ons daarentegen wanneer de bourgeoisie de fluwelen handschoen van de democratie afwerpt, de arbeiders openlijk haar ijzeren vuist toont en hen zo bewijst dat er geen "rechtvaardigheid" bestaat die boven de klassen staat; dat de wet niets anders uitdrukt dan het machtsevenwicht van klassen.
Aan de andere kant hebben we iets heel anders in het fascisme herkend, namelijk de poging om, ten eerste, de verschillen binnen de bourgeoisie zelf te overwinnen en, ten tweede, de arbeidersbeweging elke onafhankelijkheid te ontnemen.
Democratie werd de geschikte politieke vorm waarmee de verschillende deelbelangen van de bourgeoisie zich konden uiten. Tijdens het tijdperk van de zogenaamde "vreedzame" expansie van het kapitalisme over de hele wereld (rond 1870-1910), kon deze vorm de overhand krijgen in de machtigste burgerlijke staten; net zoals de bourgeoisie in die tijd een onafhankelijke arbeidersbeweging kon toestaan, omdat ze in staat was om aan sommige onmiddellijke eisen van de arbeiders te voldoen. De bourgeoisie had zelfs de mogelijkheid om de arbeiders om te kopen met verbeteringen in hun economische toestand, om hen af te leiden van de revolutionaire strijd en om hun organisaties om te vormen tot reformisme.
In het tijdperk van het imperialisme werd dit steeds moeilijker. Imperialisme betekent niet alleen de concentratie van kapitaal, maar ook de intensivering van alle contradicties in de kapitalistische maatschappij. De bourgeoisie moet proberen deze contradicties te overwinnen. Dit betekent dat de belangen van de "privékapitalist", van de individuele onderneming, van deze of gene laag, tot zwijgen moeten worden gebracht in het algemeen belang van het nationale kapitaal (en soms van het wereldkapitaal). Als vertegenwoordiger en beheerder van dit algemene belang wordt de staat steeds meer gecentraliseerd, en zelfs wetgeving kan niet worden overgelaten aan het vrije debat van parlementaire woordvoerders van de verschillende kapitalistische facties; in plaats daarvan valt het bijna direct in de handen van de agenten van het grootkapitaal, dat gedwongen wordt de controle over het "beheren" van het kapitaal in zijn geheel over te nemen.
Tegelijkertijd kan de bourgeoisie geen enkele onafhankelijke arbeidersbeweging tolereren. Dit betekent geenszins dat ze helemaal geen arbeidersorganisaties tolereert (zoals bijvoorbeeld het geval was tijdens de eerste opkomst van het kapitalisme), maar dat ze probeert deze organisaties elk politiek klassenkarakter te ontnemen en ze als corporatistische vakbonden op te nemen in het staatsbestuur.
Kortom, de bourgeoisie probeert politieke strijd tussen klassen te voorkomen, om haar samenleving als één geheel te organiseren en te "besturen", ogenschijnlijk in het "algemeen belang". Natuurlijk is deze poging gedoemd te mislukken; of beter gezegd, ze kan slechts voor korte tijd slagen. Want door de ongeremde werking van de wetten van het kapitalisme reproduceert de kapitalistische economie, die vooruitgang boekt volgens uitsluitend "mechanische" criteria (of zo lijkt het!), de contradicties van het kapitalisme op een nog grotere schaal en leidt onvermijdelijk tot nieuwe crises in de samenleving. Dit is ook de reden waarom fascisme vanaf het begin nationalistisch en oorlogszuchtig lijkt: de bourgeoisie kan crises alleen oplossen door middel van oorlog, en zelfs dan slechts tijdelijk. Het is nu duidelijk dat deze noodzakelijke en algemene tendens van het kapitalisme zich niet op een lineaire en uniforme manier ontwikkelt, maar dat de manifestatie en snelheid ervan worden bepaald door elke specifieke situatie. Na de eerste imperialistische oorlog openbaarde dit zich eerst in de zwakste kapitalistische landen: Italië en daarna Duitsland.
Het is waar dat de bourgeoisie erin slaagde de eerste revolutionaire aanval af te slaan met de hulp van de sociaaldemocratie; maar aan de ene kant vormde het proletariaat nog steeds een bedreiging en aan de andere kant hadden deze bourgeoisie landen de grootste moeite om hun naoorlogse economieën op gang te krijgen. De noodzaak om alle burgerlijke klassen te verenigen, zowel tegen het proletariaat als voor de organisatie van de kapitalistische economie, openbaarde zich het eerst in deze landen. Als een van de zwakste, wees de Italiaanse bourgeoisie de weg naar de anderen. Ook hier, veel meer dan in Duitsland, werd het geweld van het fascisme duidelijk. Want de proletarische beweging was nog sterk en kon alleen met geweld vernietigd worden, terwijl die in Duitsland in 1933 al hol en verrot was.
Het was een grote fout van de Communistische Internationale om het fascisme als "reactionair" te omschrijven. Natuurlijk was het reactionair, maar alleen in relatie tot de proletarische revolutie: het was de meest uitgesproken vorm van burgerlijke contrarevolutie en tegelijkertijd burgerlijke vooruitgang. Dit werd heel duidelijk na de Tweede Wereldoorlog: de "democratische" staten versloegen de "fascistische", maar het fascisme versloeg de democratie en alle landen werden, sommige snel, andere langzaam, meer "fascistisch". We hadden dit voorzien en we laten ons niet afleiden door de "vreedzame" aard van deze falsificatie. In 1922-24 moest de kracht van de Italiaanse arbeiders gebroken worden in straatgevechten (soms met deelname van de Italiaanse marine); in Duitsland waren na 1933 alleen politieterreur en concentratiekampen nodig om de arbeiders te onderdrukken; na 1936 was de Communistische Internationale echter zo verrot dat de "Communistische" partij in Frankrijk de arbeiders vrijwillig onderwierp aan de nationale belangen van het "vaderland" en hen voorbereidde op de Union Sacrée; en zelfs dit was niet nodig in Engeland en Amerika. Het was het tegenovergestelde van Goethe’s Erlkönig: als jullie gewillig zijn, heb ik geen geweld nodig. (2)
De mate van puur geweld hangt alleen af van de veerkracht van de arbeiders; wij zijn veel meer geïnteresseerd in de inhoud van de falsificatie, en die heeft zich sinds de oorlog bijna overal ontvouwd: progressieve concentratie van kapitaal en tegelijkertijd politieke macht, evenals de integratie van arbeiders in het "volk", in nationale eenheid. Het is kenmerkend dat de ontwikkeling van vakbonden (bijvoorbeeld in Frankrijk) hen steeds meer doet lijken op Mussolini’s sindacati. Vakbonden die het kapitalistische productiesysteem voor eens en altijd als gegeven erkennen, verdedigen de belangen van de fabriek en het vaderland en verdedigen in het beste geval alleen de bedrijfsbelangen van hun industriële sector als "partners" in deze fabriek en in de nationale productie.
Maar het zijn niet alleen de proletariërs die steeds meer onderdrukt worden door het kapitaal; ook de middenklasse lijdt onder het totalitarisme van het grootkapitaal. In de periode direct na de wereldoorlog was deze druk nog zwak, omdat de algemene wederopbouw de verkoop van alle producten opdreef. Maar met de eerste tekenen van verzadiging van de wereldmarkt, met de voorbodes van de algemene crisis, verscherpt de internationale competitie en wordt elk land gedwongen zijn productie te "rationaliseren", tegen lagere kosten te produceren, niet alleen ten koste van de arbeiders, maar ook van de kleinburgerij en het midden- en kleinbedrijf. Frankrijk is in dit opzicht bijzonder kenmerkend: de oude vorm van kapitalisme gebaseerd op "woeker" werd gedwongen zichzelf te "moderniseren" en om o.a. 800.000 mensen uit de landbouw te verwijderen in de afgelopen tien jaar; ook is er een groot offensief gaande tegen de kleinhandel (getuige de protesten en demonstraties van winkeliers!) (3)en de staat bevordert openlijk de concentratie van bedrijven om het concurrentievermogen van de Franse productie te vergroten. Natuurlijk kan dit niet zonder verzet van de kleinburgerij, een verzet dat des te groter is omdat geen enkele proletarische aanval de fundamenten van het kapitalisme bedreigt. De geschiedenis van het Gaullisme, dat zijn doelstellingen slechts gedeeltelijk heeft bereikt, laat zien hoe moeilijk het is voor de bourgeoisie om een eenheid te vormen zonder een acute klassenstrijd.
In Duitsland, na de vernietiging van elke arbeidersbeweging, stelde de nederlaag en vernietiging in de oorlog de bourgeoisie in staat om deze eenheid "vreedzaam" en "democratisch" te winnen: alle klassen onderwierpen zich aan de behoeften van de wederopbouw van het Duitse kapitalisme. Maar kapitalistische wonderen duren niet lang. Opgepompt met Amerikaans kapitaal, vetgemest door de vreedzame uitbuiting van de arbeiders die het uit de hele wereld aantrok, is het Duitse kapitalisme (dat Lenin al in 1916 aanhaalde als een model van kapitalistische concentratie) al zo mollig dat het binnen zijn grenzen stikt, des te meer omdat de internationale concurrentie deze grenzen doet krimpen. (Een van de redenen voor de Russische bezetting van Tsjecho-Slowakije in de zomer van 1968 was juist de noodzaak om te voorkomen dat Duits kapitaal dit jachtgebied zou binnendringen). Zo leidt de kapitalistische expansie natuurlijk tot een kapitalistische crisis, die een einde maakt aan de sociale vrede (4)en de wereldvrede. De klassen zijn weer in rep en roer en de naties beginnen met elkaar te vechten: " vreedzaam" fascisme, het "democratische wonder" heeft gefaald en zijn legitieme nakomeling, het brute en oorlogszuchtige fascisme, laat zijn gezicht al zien. De NPD, bijvoorbeeld, is zowel een uitdrukking van de objectieve expansiekracht van het Duitse kapitaal en een poging om de naderende crisis en sociale conflicten te boven te komen. Uit het voorgaande blijkt nu dat het geen zin heeft om te huilen over deze ontwikkeling. Uitspraken zoals: "Het gedrag en de uitlatingen van leden van de leiding en woordvoerders van de NPD... hebben aangetoond dat in deze partij een militaristische, nationaalsocialistische en anderszins ondemocratische mentaliteit [!!!] leeft" (7. Federaal Congres van de DGB) (5)
En beweringen zoals: "De ontwikkeling die heeft geleid tot de rampen van 1918 en 1945 moet in Duitsland worden voorkomen" (voorzitter van de DGB regionaal district Baden-Württemberg)... zijn vandaag net zo ineffectief als toen. Hun enige echte resultaat is het in stand houden van de illusie dat mensen vrij kunnen "kiezen" tussen democratie en fascisme, tussen vreedzame en gewelddadige uitbuiting, en tussen vrede en oorlog. Achter al deze frasen schuilt de ellendige oude droom van de kleinburgerij, naïef als volgt geformuleerd door de DFU [de Duitse Vredesunie]: "In een vreedzaam en democratisch Duitsland kunnen alle burgers tevreden en op hun gemak leven van de vruchten van onze vreedzame arbeid", de droom van de vreedzame co-existentie van klassen en staten, de droom van kapitalisme zonder contradicties!
Maar dit is niet zomaar een kinderachtige droom. Deze ideologie is een opium dat aan het proletariaat wordt toegediend, des te haastiger en dringender nu de harde werkelijkheid de ogen dreigt te openen, zijn klassenposities opnieuw duidelijk en tastbaar makend. Er is geen "keuze" tussen democratie en fascisme (d.w.z. tussen de verborgen of openlijke dictatuur van het kapitaal), noch tussen oorlog en vrede.
Zolang het kapitalisme bestaat, gaat het zijn gang, met zijn maniakale cycli van productie en vernietiging, en drinkt het om zijn beurt het zweet en bloed van de arbeiders. Het ware alternatief voor de mensheid is de dictatuur van het kapitaal of de dictatuur van het proletariaat. Alleen de communistische revolutie, de vernietiging van de burgerlijke staat en de vestiging van de proletarische dictatuur kunnen het juk van het kapitaal breken, al zijn economische wetten verbrijzelen en de mensheid bevrijden van zijn "prehistorische" lijden.
We houden onszelf en de arbeiders niet voor de gek: we weten dat de communistische revolutie niet voor morgenochtend is. Niet omdat arbeiders de fysieke kracht missen om het te doen! Maar omdat deze revolutie alleen mogelijk is als de arbeiders hun klassenbewustzijn en hun klassenorganisatie hervinden. Deze werden vernietigd in de contrarevolutie, en niet zozeer met geweren en wapenstokken als wel met democratische ideologie. De vijand die openlijk als zodanig verschijnt is gemakkelijker te bestrijden dan de sluwe democraat die het duidelijke besef van klassentegenstellingen oplost in de "eenheid van het volk"; hij verschijnt als de liberale kleinburger, die aan de ene kant de steun van het proletariaat wil tegen het grootkapitaal, maar tegelijkertijd werkt aan het ondermijnen van alle proletarische klassenpolitiek voordat hij zich bekeert tot het fascisme omdat "er geen alternatief is". Het resultaat van de verkeerde tactieken van de Communistische Internationale bevestigde ons standpunt: zulke "broeders" zijn het gevaarlijkst.
De echte strijd tegen het fascisme is de strijd tegen democratie, de strijd voor de heroprichting van de proletarische klassenbeweging, met haar klassenprogramma en haar klassenorganisatie, de communistische partij. Voor velen duurt dit te lang: "Het fascisme komt eraan, laten we snel alle mensen van goede wil verenigen om het te bestrijden, nu", zeggen ze. Maar in werkelijkheid zijn zulke mensen niets anders dan verdedigers van het kapitalisme.
De hardnekkige verdediging van communistische standpunten; het geduldig herinvoeren van deze standpunten in de arbeidersklasse; het dagelijks verbinden van geïsoleerde gevechten over lonen met het uiteindelijke historische doel van het proletariaat; de strijd tegen democratische en pacifistische ideologieën; dit zijn de basisvoorwaarden voor het herontwaken van het proletariaat.
Hoe
lang het ook duurt, dit is de enige weg, en dus de kortste weg. Vandaag is er
geen strijd meer "voor democratie". Zo’n strijd had nog zin toen het ging om het
afbreken van prekapitalistische vormen en organisaties van de samenleving door
middel van democratie. Maar vandaag gaat het erom het kapitalisme te vernietigen:
alleen de proletarische dictatuur kan dit doen!
[1] The Sozialistischer Deutscher Studentenbund, 1946‑70, een linkse studentenvereniging.
[2] Een verwijzing naar een van de beroemdste gedichten in de Duitse taal. De originele regel is Und bist du nicht willig, so brauch’ ich Gewalt - vertaald als “Als je niet gewillig bent, dan zal ik geweld gebruiken”
[3] In de jaren 1950 en 1960 verwoordde het Poujadisme de economische belangen en grieven van winkeliers en andere eigenaars van kleine bedrijven die geconfronteerd werden met economische en sociale veranderingen.
[4] Het Duitse woord dat hier gebruikt wordt, Burgfrieden (letterlijk "kasteelvrede"), verwijst specifiek naar de sociale vrede tussen de Duitse Sociaaldemocratische Partij (SPD) en de regering tijdens de Eerste Wereldoorlog.
[5] Deutscher Gewerkschaftsbund, de belangrijkste vakcentrale.